Deze vogel is gevlogen.

Jan Cramer is een oude zeebonk, hij woont als een God in Zuidwest-Frankrijk. Ik trof hem bij toeval toen ik vers afgestudeerd de vrijheid koos en in mijn Autobianchi zuidwaarts richting Spanje tufte. In ruil voor verblijf hielp ik overdag met klussen om het huis. ’s Avonds bij de haard luisterde ik naar zijn zeemansavonturen en las het door hem aangeraden Endurance: het relaas van een legendarische ontdekkingsreis op Antarctica, onder leiding van de onverschrokken Sir Ernest Schakleton.

Twee jaar later, noordwaarts, deed ik zijn maison weer aan. Ik kloofde hout en verwijderde klimop, luisterde naar inmiddels bekende verhalen en las een ander boek dat hij me aanreikte: de Kon-Tiki Expeditie. Dit verhaal, over hoe Thor Heyendahl per vlot de Stille Oceaan trotseert, landde met een plons in mijn onbewuste. De rimpel die het veroorzaakte breidde zich uit en nam recente literaire roeringen aan mijn innerlijke zeespiegel in zich op: Papillon, Nova Zembla, Slauerhoff en Sindbad de Zeeman. Zo werd de rimpel een golf, die op Nederlandse bodem aanspoelde met de woorden ‘ik wil mijn zeebenen beproeven’.

Uit ervaring wist ik dat een actief gekoesterde dagdroom zoekt naar aanknopingspunten om zich te verwezenlijken. Ik had daarom het volste vertrouwen dat als ik de psychische energie verbonden aan deze wens levend zou houden, het een kwestie van tijd zou zijn voordat er zich mogelijkheden zouden voordoen. Zo geschiedde.

Ik ging werken op Vlieland. Een gepaste prelude. Onderweg in de trein sta ik langer dan noodzakelijk en op de veerpont waan ik me reeds een varensgast. Ergens die zomer, ogenschijnlijk zomaar een gesprek. De vraag naar mijn plannen voor na het seizoen, het antwoord mijn dagdroom. Dan een tip. Over een schip met een opleidingsprogramma, waar je als leek kunt aanmonsteren. Ik stuur een opportunistische mail, over Kon-Tiki, dromen en Waddenzeebenen. Er ging een herfst en winter overheen, maar er kwam bericht terug. Behalve een uitnodiging voor een gesprek ook toelichting over de aard van het aanstaande vaarschema; in het kader van het Darwinjaar, 2010, zou de route van de HMS Beagle hervaren worden.

Ik kluste op dat moment aan een boerderij in de Ariège, Zuid-Frankrijk. Liftend naar Amsterdam, reed ik het grootste gedeelte mee met een Spaanse schipper. In een andere auto vertelde een zoontje me over zijn werkstuk over de evolutieleer. Daarna een bestuurder wiens neef op de Clipper werkt. Het was overduidelijk dat de sollicitatie slechts een formaliteit zou zijn.

Een half jaar later ging ik in Lima daadwerkelijk aan boord. De avond voor vertrek zat er een flinke lepelaar op de voorsteven van het schip, dat door de deining van het water heen en weer bewoog. Me vasthoudend aan de reling keek ik met bewondering naar het beest, dat ogenschijnlijk slapend, perfect zijn balans wist te bewaren..

Hoewel het een geweldige ervaring was onderkende ik al snel een landrot te zijn en besloot twee maanden later, in Australië, het schip uit te zwaaien. Tijdens een van mijn laatste wachten stond ik op de boeg. De golfslag deed het schip schommelen. Ik sloot mijn ogen en hield mijn balans. Die vogel, dacht ik, ja, die vogel dat ben ik.