De meest verrassende ontdekking, die ik over het boeddhisme heb gedaan, is dat het boeddhisme vooral neerkomt op een heel praktische oefening in filosofie en levenskunst. Het boeddhisme is niet een “godsdienst” zoals ik dit zou opvatten. Er zijn wel tempels en men houdt erediensten, er zijn monniken enzovoort. En er is geloof in voortbestaan van de ziel, die steeds weer reïncarneert in een nieuw lichaam. Ik heb het boeddhisme altijd al een sympathieke “godsdienst” gevonden omdat het mij de meest tolerante leek. Maar ik heb me nooit gerealiseerd dat het boeddhisme in sterke mate een filosofische stroming is.
Het Zen boeddhisme
In zijn boek Zuivere leegte over zijn ervaringen met het Zen boeddhisme van Jan Willem van de Wetering (waarin de dagelijkse praktijk van het Zen boeddhisme en haar beoefenaren overigens met een gezonde dosis ironie wordt beschreven) wordt duidelijk dat de zen meditatie vooral gericht is op het oplossen van raadsels, bedoeld om de geest te scherpen en tot de conclusie te leiden, dat (kort door de bocht geformuleerd) niets er toe doet en alles “leegte” is.
Uit het boek “De kunst van het geluk” met medewerking van de Dalai Lama door een Amerikaanse psychiater geschreven komt naar voren, dat boeddhisme vooral gericht is op het verkrijgen van een bepaalde geestestoestand door het oefenen van de geest. In de eigen geest moet harmonie bereikt worden (een soort loslaten). Maar dit is geen onverschillig loslaten! Mededogen met anderen door telkens hersengymnastiek te beoefenen leidt tot een groter geluk voor anderen en daarmee ook voor jezelf.
Een hele mooi (en klassiek) voorbeeld van zo’n oefening is het verhaal van een moeder, die een medicijn zoekt om haar gestorven kind weer tot leven te brengen. Boeddha stuurt haar op pad om ingrediënten hiervoor te zoeken, met de voorwaarde dat deze moeten komen uit een huis waar geen sterfgeval is voorgevallen. Gaandeweg komt zij tot het inzicht, dat zo’n huis niet bestaat, en dat iedereen met de dood moet leren leven. Dit inzicht neemt haar leed niet weg, maar maakt het wel dragelijker.
Dit is een oefening in filosofie en levenskunst, een vorm van jezelf opvoeden. Het enige “gelovige” of spirituele aan het boeddhisme is de overtuiging, dat de geest voortleeft en na de dood door reïncarnatie terugkeert. En dat leidt weer terug naar de vraag: hoe komt het boeddhisme tot dit inzicht? Kunnen geest en materie inderdaad gescheiden bestaan? [MdV 5 november 2008]