“Dienaren van Gods woord zijn zij die het volk op gezag van de hoogste overheden de vroomheid leren in een vorm die volgens het besluit van deze overheden in overeenstemming is met het algemeen belang”.
Bovenstaande zin uit het Tractatus theologico-politicus (1670) van Spinoza stelt de scheiding tussen kerk en staat aan de orde. Baruch Spinoza kwam uit een Joods-Portugees gezin en ondervond in Amsterdam de voordelen van godsdienstvrijheid, die zijn mening over de voordelen daarvan vormde. Spinoza was als je de bovenstaande zin leest echter minder revolutionair dan men zou denken. Zijn opvattingen lijken zelfs te passen in de leer van de katholieke kerk, die leert dat de overheid de stadhouder van God is. Spinoza was echter na bestudering van de Thora en de Bijbel tot de conclusie gekomen, dat veel van wat hierin stond “menselijke verzinsels” waren en niet de uiting van Gods wil. Die rebelse visie leidde uiteindelijk tot zijn uitzetting uit de Joodse gemeenschap, waarna hij zich Benedictus ging noemen.
Spinoza was voor een samensmelting van de staatsmacht en de kerkelijke macht. Net als zijn tijdgenoot Thomas Hobbes, die hier voorstander van was enerzijds vanuit een afkeer van de kerkelijke overheid en anderzijds omdat het geloof volgens hem een splijtzwam binnen de samenleving was. De overheid moest volgens Hobbes ook op kerkelijk gebied bepalen, wat de rechte leer was. Wat daarbuiten viel was ‘bijgeloof’, aldus Hobbes. In de opvatting van Spinoza had de overheid ‘de bevoegdheid het godsdienstig leven te bestieren, zijn dienaren te benoemen, de grondslagen van de leer van de kerk te bepalen en vast te leggen, over de zeden en de daden van vroomheid te oordelen, iemand uit de kerk te stoten of daarin op te nemen”.
Spinoza heeft in zijn belangrijkste boek Ethica (1677) een eigen ethiek uitgewerkt, die als leidsnoer voor een goed en gelukkig leven kan dienen. Zijn ideeen zijn nog steeds opmerkelijk modern en actueel. Zelfs zijn inituitief bedachte opvatting, dat lichaam en geest verweven zijn en emoties het denken beinvloeden, blijkt aan de hand van de moderne neurologie te staven te zijn.
Hoe actueel deze leerstellingen nog steeds zijn, blijkt uit het debat in de Syrische revolte. Ook daar worden nog steeds dezelfde opvattingen verdedigd. Ik lees in de NRC Next van 20 april 2011 een Koranvers: “O gelovigen, wees gehoorzaam aan God, aan zijn profeet en aan de gezagsdragers uit uw midden!” (Koranvers 4:59). Dit is een beginsel, dat even actueel is vandaag als 350 jaar geleden. De bevolking moet gehoorzamen aan de gezagsdragers, want die zijn de stadhouders van God en hebben het beste met het volk voor. Als er klachten zijn – zo zeggen ook de door de Syrische overheid aangewezen imams – dan moet het volk het gesprek gewoon aangaan en dan wordt er naar hen geluisterd.
Er is altijd een moment in de geschiedenis, waarin het volk deze Farizeische waarheden aan haar laars lapt en zegt: dikke neus, we pikken het niet langer. Kortom: een leider behoudt slechts zijn gezag en legitimiteit, als hij werkelijk luistert.
Of zoals Frans de Waal (primatoloog) stelt: een alfa-aap die weet te delen, en zo zorgt dat hij draagvlak kweekt onder zijn groepsgenoten, verzekert daarmee de steun van de groep in tijden van crisis. En het omgekeerde geldt dus ook.